■ Opladen en ontladen
Het apparaat werkt op een oplaadbare batterij. De volledige
capaciteit van een nieuwe batterij wordt pas benut nadat
de batterij twee of drie keer volledig is opgeladen en
ontladen. De batterij kan honderden keren worden
opgeladen en ontladen maar na verloop van tijd treedt
slijtage op. Wanneer de gesprekstijd en stand-by-tijd
aanmerkelijk korter zijn dan normaal, moet u de batterij
vervangen. Gebruik alleen batterijen die door Nokia zijn
goedgekeurd en laad de batterij alleen opnieuw op met
laders die door Nokia zijn goedgekeurd en bestemd zijn voor
dit apparaat.
Als u de nieuwe batterij voor de eerste keer gebruikt of als u
de batterij langere tijd niet hebt gebruikt, is het mogelijk
dat u de lader moet aansluiten, ontkoppelen en vervolgens
opnieuw moet aansluiten om het opladen te starten.
I n f o r m a t i e o v e r d e b a t t e r i j
47
Haal de lader uit het stopcontact wanneer u deze niet
gebruikt. Houd niet een volledig opgeladen batterij
gekoppeld aan de lader omdat de levensduur van de batterij
kan afnemen wanneer deze wordt overladen. Als een
volledig opgeladen batterij niet wordt gebruikt, wordt deze
na verloop van tijd automatisch ontladen.
Als de batterij volledig ontladen is, kan het enkele minuten
duren voordat de batterij-indicator op het scherm wordt
weergegeven en u weer met het apparaat kunt bellen.
Gebruik de batterij alleen voor het doel waarvoor deze
bestemd is. Gebruik nooit een beschadigde lader of batterij.
Let op dat u geen kortsluiting veroorzaakt in de batterij. Dit
kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer een metalen voorwerp
zoals een munt, paperclip of pen direct contact maakt met
de positieve (+) en negatieve (-) poolklemmen van de
batterij. Deze klemmen zien eruit als metalen strips. Dit kan
bijvoorbeeld gebeuren wanneer u een reservebatterij in uw
zak of tas hebt. Kortsluiting van de poolklemmen kan
schade veroorzaken aan de batterij of aan het voorwerp
waarop deze is aangesloten.
I n f o r m a t i e o v e r d e b a t t e r i j
48
De capaciteit en de levensduur van de batterij nemen af
wanneer u deze op hete of koude plaatsen bewaart (zoals in
een afgesloten auto in de zomer of in winterse
omstandigheden). Probeer ervoor te zorgen dat de
omgevingstemperatuur van de batterij tussen de 15°C en
25°C ligt. Een apparaat met een warme of koude batterij
kan gedurende bepaalde tijd onbruikbaar zijn, zelfs wanneer
de batterij volledig opgeladen is. De batterijprestaties zijn
met name beperkt in temperaturen beduidend onder het
vriespunt.
Gooi batterijen niet in het vuur. De batterijen kunnen dan
ontploffen. Batterijen kunnen ook ontploffen als deze
beschadigd zijn. Verwerk batterijen in overeenstemming
met de lokale regelgeving. Lever batterijen indien mogelijk
in voor recycling. Gooi batterijen niet weg met het
huishoudafval.
I n f o r m a t i e o v e r d e b a t t e r i j
49